1.
Luister naar het muziekstuk dat je wilt
gebruiken en focus je inhoudelijk op de diverse kwaliteitscriteria. Ga op zoek
naar betekenis, vorm, klankaspecten en bepaal welke luisterstijlen gestimuleerd
worden.
Vorm: Herhaling
Klankaspecten: samenspel (zang).
Betekenis: Kinderen bewegen op zelf
ingezongen nummer. Zo komt het dichterbij en vinden ze het al snel leuker om er
op te bewegen.
We gaan motorisch luisteren, kinderen mogen op het opgenomen
lied met de klas van jassen passen gaan bewegen.
2.
Vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je de
kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk.
De kinderen gaan uitbeelden hoe zij zich voelen tijdens het
winkelen voor een nieuwe jas. Vind je het leuk of stom? Beeld het maar groot
uit. Welke bewegingen maak je dan?
Kinderen tonen hun gevoel, emoties.
3.
Bepaal welke opdrachten je wilt koppelen aan het
stuk.
Ik maak drie groepen net als bij de zing opdracht. Nu gaan
ze in kanon dansen en bedenken ieder een muziekstuk met hun groep.
4.
Beschrijf wat de kinderen doen (analyseren,
bewegen, lezen, noteren, creëren, musiceren, enz.)
De kinderen bewegen op de muziek.
En dansen in kanon daarvoor moeten ze ook de muziek analyseren, hoeveel tellen,
wanneer moet ik beginnen met dansen, etc.
5.
Kies een didactische werkvorm voor deze activiteit.
Vorm drie groepjes maak ieder je eigen dans en presenteer
deze aan het einde van de les.
6.
Bekijk of je gebruik kunt maken van coöperatief
leren.
Zie uitleg 5.
7.
Zorg voor een verrassende opening van de
opdracht.
Ze mogen op een liedje dansen dat ze zelf
hebben ingezongen, ze krijgen eerst hun gezongen resultaat natuurlijk even te
horen. Van daaruit werken we verder.
8.
Bepaal hoe je de opdracht wilt nabespreken.
De groepjes presenteren om de beurt hun
dans, aan het einde gaan we deze dansen in een kanon omzetten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten